
September 2007, Orhaniye, Turkije. We zijn met de Sepia onderweg naar India. In Turkije maken we een stop om onderhoud aan de boot te plegen.


Terwijl de boot op de werf staat in Marti Marina, nemen we een dagje vrij om bij te komen van het klussen. We trekken eropuit met onze vouwfietsjes.
GULAY.
“Hello!? I’m here! How are you?”
Naast me, in een schaduwrijke tuin, staat een meisje te wuiven.
Een jaar of 19, een brede lach op haar gezicht.
“Do you speak English? Where are you from?”
Als we stoppen met onze vouwfietsjes, wenkt ze me naar zich toe.
“There are not many tourists here! Come and have tea with me. I would like to learn English…for my study! Please? Can you help me?” Even later zitten Frank en ik heerlijk in de schaduw van een vijgenboom, met Mulay. En we drinken thee. Om ons heen groeien druiven, vijgen, dadels, olijven en tomaten.
Mulays broer plukt ijverig van alles wat. We moeten alles proeven! En we babbelen erop los. Wat een leuke buitenkans om iets van Turkije te zien, zo bij iemand thuis…!
Mulay studeert Engels in Istanbul en is nu een maandje thuis om haar moeder te helpen. Moeder houdt zich op de achtergrond, reddert in de tuin. Rommelt wat onduidelijke dingen in een donker schuurtje. Vader is even weg. “Die doet nooit wat,” klaagt Mulay. “Die is koffie drinken. Of naar de moskee.”
In de verte klinken zangerige gebeden over het dorp.
Mulay leert ons Turkse woorden.
Ik schrijf alles op. Ze is zeer behulpzaam. Ergens in mijn achterhoofd rinkelt een belletje. Waarom is ze nu eigenlijk niet meer geïnteresseerd om zélf Engels te leren? Daarom riep ze ons toch? Ze spreidt een warme hartelijkheid ten toon. In tegenstelling tot haar moeder, die wat mopperige opmerkingen tegen Mulay maakt en ons negeert.

“Moeder is heel druk“ zegt Mulay vergoelijkend. “Ze maakt abrikozenmarmelade.”
Een glazen pot wordt te voorschijn getoverd, op tafel.
Naast de vijgen, druiven en thee, MOETEN we nu ook een lepel hiervan proeven! Ook een grote pot honing komt erbij.
Die maakt vader. Heel lekker! HAP! Weer een lepel!
We laten het ons allemaal welgevallen. Wat een gesmul.
Als de zelfgemaakte armbandjes erbij komen, is het wel duidelijk waarom we hier zijn uitgenodigd! Maar we zitten al te ver verstrikt in het gastvrije web van die lieve Mulay…
De jam is peperduur. De honing ook.
Als we besluiten ons tot vaders honing te beperken, begint moeder opeens boos te mopperen tegen haar ijverige dochter. “When my mother sells something, the money is for my study. When my father sells something, it’s for the house!”, verklaart Mulay dan verdrietig. “My mother works very hard. My father does almost nothing…”
Als om dit te weerleggen, galmt weer een gebed over het dorp.
We zwichten; Mulay moet toch studeren…? Hoe kunnen we nog weigeren?
Als we afrekenen hebben we het niet gepast.
Mulay heeft niets terug. “Ik wil wel ergens gaan wisselen,” verklaart Mulay oprecht; “Maar de winkels in het dorp zijn gesloten. Iedereen is naar een bruiloft! Over een half uurtje zullen ze wel terug zijn.” Als we aangeven wel te willen wachten, bedenkt ze iets anders: de buurman kan vast wel wisselen. Mulay verdwijnt om de hoek. We menen haar te horen fluisteren met haar moeder. We kijken elkaar aan…wachten gelaten…
Na een tijdje is Mulay er opeens weer. Buurman heeft wel gewisseld, maar had niet genoeg…ach…laat maar….
Als we later wegfietsen zit er achterop de bagagedrager een grote pot honing en een pot marmelade.
Later, op de werf, maken we een babbel met Adriaan. Adriaan zwerft hier al een paar jaar rond met zijn zeilboot. We vertellen over onze ontmoeting met Mulay.
“Oh; Mulay!” roept Adriaan enthousiast uit: “Doet ze dat nog steeds? Wat een slimme meid he! Wat studeert ze nou weer? Oh Engels! Prachtig! Een paar jaar geleden heb ik ook in die tuin gezeten. Wat hebben jullie gekocht? Duur he!”